3.2.1Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor het in de periode van 1 maart 2016 tot en met 31 augustus 2016 meermalen plegen van ontuchtige handelingen – die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam – met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt. Daarbij heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Het arrest van het hof houdt daarover in:
“Vordering tot schadevergoeding [benadeelde]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.500,00. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is evenwel van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - integraal voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verstaat de vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade aldus dat deze strekt tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het bewezen verklaarde.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] .
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 maart 2016.”
3.2.2De bewezenverklaring steunt op onder meer het volgende bewijsmiddel:
“2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 april 2018 van de politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500-2016084198-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven – (blz. 24 e.v.):
als de op 4 april 2018 afgelegde verklaring van [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] :
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord getuige
(...)
V: Wanneer was die eerste ontmoeting?
A: In maart 2016.
(...)
V: In welke periode hebben deze incidenten plaatsgevonden?
A: Ik denk vier maanden.
V: Hoe lang ging het door met [verdachte] ?
A: Tot augustus 2016.”