Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [de kleinzoon] tegen Stichting De Alliantie. De zaak betreft de voortzetting van een huurovereenkomst voor woonruimte, waarbij de vraag centraal staat of er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen de eiser en zijn grootvader, zoals bedoeld in artikel 7:267 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam, waar de feiten en het procesverloop zijn uiteengezet. De advocaat van [de kleinzoon], J.C. Zevenberg, heeft het cassatieberoep ingesteld na het arrest van het hof, waarbij verstek is verleend tegen De Alliantie. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [de kleinzoon] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van De Alliantie zijn begroot op nihil.