Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
19 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1980, was betrokken bij een ripdeal in Amsterdam in 2019, waarbij hij werd beschuldigd van medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag, zoals omschreven in artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep ingesteld door de verdachte, waarbij de advocaten J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld betrokken waren. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 91 maanden naar 90 maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.