Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
(...)
De rechtbank acht het aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen (een en ander zoals hierna in de bewezenverklaring zal worden omschreven). De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman enkel vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van ‘redelijke vrees'.
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 4-5;
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 7-8;
- een proces-verbaal van bevindingen (geluidsfragment), p. 22-25;
- een proces-verbaal van bevindingen, p. 31-32.
(...)
De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende:
De raadsman van de verdachte (...) is evenmin ter terechtzitting verschenen.
(...)
Met instemming van de advocaat-generaal hervat het hof – ondanks zijn gewijzigde samenstelling – het onderzoek in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing op 21 januari 2019 bevond.
(...)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten (...).”
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
De verdachte heeft zich driemaal schuldig gemaakt aan bedreiging, tweemaal aan belediging, driemaal aan wederspannigheid en hij heeft zich bovendien voorgedaan als politieagent.
(...)
Alles afwegend en gelet op het gegeven dat het zeer oude feiten betreft, is het hof in beginsel van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 179 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk in beginsel een passende en geboden reactie vormt.
4.Beslissing
19 maart 2024.