ECLI:NL:HR:2024:430
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake inkomstenbelasting en boetebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door A. van Velsen, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 9 mei 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had zich uitgesproken over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2016, alsook over de daarbij gegeven boetebeschikking en de beschikking inzake belastingrente.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft advies uitgebracht, maar de Hoge Raad heeft besloten het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren zonder verdere motivering, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad geen inhoudelijke beoordeling van de zaak heeft gedaan, maar de beslissing van het Hof in stand laat.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 12 april 2024.