ECLI:NL:HR:2024:414

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
23/02829
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juni 2023, nummer 22/1547 PW. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, nummer 21/858, waarin belanghebbende verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet kunnen slagen. Gezien deze conclusie heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, gebruikmakend van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/02829
Datum15 maart 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende),
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juni 2023, nr. 22/1547 PW [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. 21/858) betreffende een verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.