ECLI:NL:HR:2024:398

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
23/00603
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging borgtocht door echtgenoot en verjaring in civiele zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser] en [verweerder] over de vernietiging van een borgtocht door de echtgenoot van [eiser] en de vraag of er sprake is van verjaring. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder vonnissen van de rechtbank Limburg en arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De advocaat van [eiser] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof van 15 november 2022, waarop [verweerder] een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal R.H. de Bock heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00603
Datum15 maart 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats], België,
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats], België,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaat: F.J. Fernhout.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 4704402 CV EXPL 15-12863 van de rechtbank Limburg van 4 mei 2016 en 21 juni 2017;
b. de arresten in de zaak 200.224.038/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 oktober 2018, 14 januari 2020 en 15 november 2022.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 15 november 2022 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
15 maart 2024.