Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
16 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 4 november 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, in strijd met artikel 8.2.a van de Wegenverkeerswet 1994. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat B.E.J. Torny, heeft cassatiemiddelen ingediend, maar de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de ontwikkeling van het recht.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de termijn van de procedure beoordeeld. Het beroep in cassatie was meer dan twee jaar na de uitspraak van het hof ingesteld, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. De opgelegde geldboete van € 1.000, met een subsidiaire hechtenis van 20 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk was, werd in het licht van deze overschrijding niet verder bestraft. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen.