Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarin de verdachte was vrijgesproken van (poging tot) moord en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De feiten van de zaak dateren uit 2020, toen de verdachte en een medeverdachte op een openbare weg in Curaçao een auto met meerdere inzittenden met zes kogels doorzeefden. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie voldoende was aangetoond in de bewijsvoering van het hof. Het hof had vastgesteld dat de verdachte, na met een vuurwapen te zijn bedreigd, de medeverdachte had opgehaald en hen samen naar de locatie van de slachtoffers was gereden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had overwogen dat de verdachte opzet had op de dood van de slachtoffers, en dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de vrijspraak in stand bleef.