ECLI:NL:HR:2024:376

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
22/02384
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 28 juni 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1984, was in cassatie gegaan tegen de uitspraak van het hof in verband met een poging tot doodslag. De feiten van de zaak betroffen een incident in 2020 in Apeldoorn, waar de verdachte in de woning van een ander binnenging en deze met een mes in de buikstreek stak, wat valt onder artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en de klachten van de verdachte tegen de uitspraak van het hof onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom besloot de Hoge Raad om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren C. Caminada en T.B. Trotman, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg. Dit arrest is een bevestiging van de eerdere uitspraak van het gerechtshof en benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent cassatie.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02384
Datum19 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juni 2022, nummer 21-003730-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.P.J. Tuma, advocaat te Arnhem, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 maart 2024.