ECLI:NL:HR:2024:353

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
23/01626
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijkverklaring van beklag ex art. 98.4 Sv i.v.m. verschoningsrecht en beslag op digitale gegevens

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van de klaagster tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 7 maart 2023 geoordeeld dat het beklag van de klaagster, ingediend op basis van artikel 98 lid 4 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk was. De klaagster, die verbonden is aan een onderneming die verdacht wordt van grootschalige fraude in de voedselketen, had bezwaar gemaakt tegen het beslag dat was gelegd op digitale stukken en gegevens. De Hoge Raad heeft in zijn beschikking geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het beklag niet openstaat voor de klaagster, die niet-verschoningsgerechtigd is. Het cassatiemiddel dat door de advocaat van de klaagster, Th.J. Kelder, was ingediend, is verworpen. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk zou verklaren in het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de redenen voor deze beslissing zijn vermeld in een andere beschikking van dezelfde datum.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01626 Bv
Datum12 maart 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, economische kamer, van 7 maart 2023, nummer RK 22/020753, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 lid 4 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren op [geboortedatum] 1989,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te ‘s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klaagster niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel en van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van de rechtbank tot niet-ontvankelijkverklaring van het beklag.
2.2
Het cassatiemiddel is tevergeefs voorgesteld. Dit brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling kan nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de beschikking die de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 23/01617 Bv, ECLI:NL:HR:2024:312.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 maart 2024.