ECLI:NL:HR:2024:348

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
23/01619
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ex art. 98.4 jo. art. 552a Sv tegen beschikking RC ex art. 98.3 Sv over toelaatbaarheid beslag i.v.m. verschoningsrecht

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure ex artikel 98.4 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 1981, heeft een klaagschrift ingediend tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, economische kamer, die op 7 maart 2023 is gegeven. De rechtbank heeft het beklag niet-ontvankelijk verklaard, wat de klager heeft doen besluiten om in cassatie te gaan. De advocaat van de klager, Th.J. Kelder, heeft een cassatiemiddel voorgesteld, maar de advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het cassatiemiddel tevergeefs is voorgesteld. Dit betekent dat de Hoge Raad het cassatieberoep van de klager niet in behandeling kan nemen. De redenen voor deze beslissing zijn uiteengezet in een eerdere beschikking van de Hoge Raad in een samenhangende zaak (ECLI:NL:HR:2024:312). De Hoge Raad heeft op 12 maart 2024 de beslissing genomen om het beroep van de klager niet-ontvankelijk te verklaren, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01619 Bv
Datum12 maart 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, economische kamer, van 7 maart 2023, nummer RK 22/020754, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 lid 4 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te ‘s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel en van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van de rechtbank tot niet-ontvankelijkverklaring van het beklag.
2.2
Het cassatiemiddel is tevergeefs voorgesteld. Dit brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep van de klager niet in behandeling kan nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de beschikking die de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 23/01617 Bv, ECLI:NL:HR:2024:312.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 maart 2024.