Uitspraak
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
8 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die Centra-Klima B.V. had aangespannen tegen twee oud-werknemers, [oud-werknemer A] en [oud-werknemer B]. De zaak draait om de vraag of de oud-werknemers het concurrentiebeding in hun arbeidsovereenkomst hebben overtreden door een vennootschap onder firma op te richten en activiteiten te verrichten die concurreren met Centra-Klima. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, waar Centra-Klima vorderingen had ingesteld op basis van verbeurde boetes uit hoofde van het concurrentiebeding. De kantonrechter had de vorderingen van Centra-Klima afgewezen, maar het hof had deze gedeeltelijk toegewezen, wat leidde tot de cassatieprocedure. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft gereageerd op de stellingen van Centra-Klima over aanvullende overtredingen van het concurrentiebeding en vernietigt het arrest van het hof. De zaak wordt verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad legt ook uit dat de klachtplicht uit artikel 6:89 BW niet van toepassing is op overtredingen van een concurrentiebeding, maar dat de tijd tussen ontdekking van de overtreding en het aanspreken van de werknemer kan leiden tot matiging van boetes. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om tijdig te reageren op overtredingen van concurrentiebedingen en de voorwaarden waaronder boetes kunnen worden opgelegd.