Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de advocaat-generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
27 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een vonnis van de rechtbank Gelderland. De aanvrager, geboren in 2002, was eerder veroordeeld door de politierechter tot een geldboete van € 325, subsidiair zes dagen hechtenis, wegens vernieling van een auto. De aanvraag tot herziening is ingediend door M.T. Lamers, advocaat te Nijmegen, en is gebaseerd op het argument dat de politierechter de aanvrager zou hebben ontslagen van alle rechtsvervolging indien hij op de hoogte was geweest van een ernstig vermoeden van een psychiatrische stoornis bij de aanvrager ten tijde van het delict. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de aanvraag gegrond is en dat de zaak moet worden verwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bij de aanvraag gevoegde gegevens een beeld schetsen van de geestestoestand van de aanvrager in de periode rondom het delict. De Hoge Raad oordeelt dat het waarschijnlijk is dat de rechter, indien hij bekend was geweest met deze gegevens, zou hebben geoordeeld dat het delict de aanvrager wegens psychische stoornis niet kan worden toegerekend. Daarom verklaart de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond en verwijst de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.