ECLI:NL:HR:2024:275
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Amsterdam inzake belastingkwestie Hoogheemraadschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] tegen het Dagelijks Bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooien en Vecht. Het beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 3 februari 2023, die op haar beurt weer voortvloeide uit een verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank van 24 mei 2022. De belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, heeft de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van de Rechtbank te herzien.
De Hoge Raad heeft de ingediende klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De conclusie was dat deze klachten niet konden leiden tot de vernietiging van de eerdere uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet noodzakelijk was om in te gaan op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar gemaakt op 23 februari 2024.