ECLI:NL:HR:2024:27

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
22/00192
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het gebruik van zwijgrecht als bewijs in een witwaszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 19 januari 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, was in deze strafzaak aangeklaagd voor witwassen van een geldbedrag van € 4.455,60, zoals omschreven in artikel 420bis.1.b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had zich in het proces beroepen op zijn zwijgrecht, en de vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd was of het hof deze verklaring als bewijs mocht gebruiken.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel, ingediend door de advocaten R.J. Baumgardt, S. van den Akker en M.J. van Berlo, beoordeeld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00192
Datum16 januari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 januari 2022, nummer 20-003033-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, S. van den Akker en M.J. van Berlo, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 januari 2024.