ECLI:NL:HR:2024:262

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
22/04163
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van witwassen en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2022. De verdachte, geboren in 2000, was in eerste aanleg vrijgesproken van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 10.159,25, dat afkomstig was van oplichting. De verdachte had op de dag van de storting van dit bedrag een vrijwel gelijk bedrag van de rekening opgenomen, die niet op zijn naam stond, en dit bedrag aan een ander afgegeven. Tevens had hij met dit geld geposeerd op een foto. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering van het hof niet onbegrijpelijk was, ondanks dat de verdachte geen verklaring had gegeven voor het grootste deel van zijn handelen. De verklaring die hij gaf over het geld op de foto, dat het nepgeld betrof, werd als ongeloofwaardig beoordeeld, vooral omdat deze verklaring pas in hoger beroep was afgelegd. De Hoge Raad volgde de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees, die had geconcludeerd tot verwerping van het cassatiemiddel. Het beroep werd dan ook verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de beslissing van het gerechtshof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04163
Datum27 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2022, nummer 23-002803-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.C. Swier, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde medeplegen van witwassen.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 februari 2024.