Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vordering van de vrouw alsnog afgewezen.Daartoe heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen.
De vraag is welk bedrag de man bij de levering aan de vrouw moet betalen teneinde haar aandeel in de woning te verwerven. De man stelt zich op het standpunt dat hij bij de levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan hem de helft van de taxatiewaarde, derhalve € 482.500,--, aan de vrouw moet voldoen. (rov. 13)
Dit standpunt is niet juist. Het hof heeft in het arrest in de bodemprocedure bepaald dat de woning (onder opschortende voorwaarde) aan de man wordt toegedeeld, tegen een waarde van € 965.000,--. Dit betekent niet dat de man daarom alleen de helft van die waarde aan de vrouw moet betalen. De levering van de woning aan de vrouw is met terugwerkende kracht komen te vervallen en daardoor zijn partijen gezamenlijk eigenaar van de woning gebleven. Ten tijde van de levering aan de vrouw rustten op de woning een drietal hypothecaire leningen, die door partijen gezamenlijk zijn aangegaan, maar die door de vrouw zijn afgelost. Het kan niet zo zijn dat een levering aan de man kan geschieden met voorbijgaan aan de aflossing door de vrouw van die hypothecaire leningen. Het hof heeft in het dictum van het arrest in de bodemprocedure bepaald dat de notaris zal zorgdragen voor de financiële afwikkeling van deze verdeling op de gebruikelijke wijze. Een verdeling op gebruikelijke wijze geschiedt door het aflossen dan wel verder als enige zorgdragen voor de hypothecaire leningen die er op dat moment waren en tegen de betaling van de alsdan resterende overwaarde. (rov. 14)
De vrouw heeft aangevoerd dat de man dan ook het door haar aan hem betaalde bedrag ter zake van overbedeling bij de levering van haar aandeel in de woning aan de man moet betalen. De vrouw heeft de veroordeling van de man tot terugbetaling van dit bedrag aan haar echter niet gevorderd, zodat daarvoor geen executoriale titel bestaat. Dit betekent dat het hof niet kan bepalen dat ook dit bedrag bij de levering aan haar moet worden betaald. Dit neemt niet weg dat de man wel gehouden zal zijn om dit bedrag aan de vrouw te betalen en hij er goed aan doet om dit ook zo snel mogelijk te doen en het ter zake hiervan niet op een procedure laat aankomen. (rov. 16)
Dit betekent naar het oordeel van het hof dat de man ter gelegenheid van de levering van de woning aan hem aan de vrouw zal moeten voldoen:
- het bedrag van de door de vrouw afgeloste, onder hypothecair verband aangegane,
leningen, in totaal € 527.475,72. Daarop moet een bedrag in mindering worden gebracht van € 15.112,50, omdat het arrest van het hof van 7 december 2021 voor de betaling door de man aan de vrouw van dit bedrag al een executoriale titel verschaft. Het hof heeft immers afzonderlijk bepaald dat de man dit bedrag aan de vrouw moet betalen. Het totale door de man te betalen bedrag in verband met de toen uitstaande schulden onder hypothecair verband komt dan uit op € 512.363,22;
- de helft van de overwaarde: (€ 965.000 - € 527.475,72): 2 = € 218.762,14. (rov. 19)
De man moet ter gelegenheid van de levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan hem dus in staat zijn (geweest) een bedrag van € 731.125,36 te financieren. (rov. 20)
De man heeft in eerste aanleg, door het overleggen van een offerte, aangetoond dat hij (tijdig) een financiering voor dit bedrag heeft verkregen. (rov. 23)