ECLI:NL:HR:2024:229

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
21/04990
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bedreiging met zware mishandeling van politieagenten en bewijsklacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 november 2021. De zaak betreft de verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling van politieagenten, zoals vastgelegd in artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft eerder op 19 december 2023, in ECLI:NL:HR:2023:1771, het eerste cassatiemiddel beoordeeld en geoordeeld dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft in een aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft niet gemotiveerd waarom hij tot dit oordeel is gekomen, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, en heeft de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. Het beroep voor het overige is verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04990
Datum27 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 22 november 2021, nummer 23-001137-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte.

1.Verdere procesverloop in cassatie

De Hoge Raad heeft bij arrest van 19 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1771, het eerste cassatiemiddel beoordeeld en geoordeeld dat de bestreden uitspraak in elk geval niet in stand kan blijven wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de beslissing over de strafoplegging. Bij dat arrest is de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het tweede cassatiemiddel dat betrekking heeft op het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadslieden van de verdachte, J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld, hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 februari 2024.