ECLI:NL:HR:2024:214

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
23/00687
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en beroepsfout advocaat in het kader van verjaring van vordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij [eiser] in cassatie ging tegen de verwerping van zijn beroep door het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een beroepsfout van een advocaat en de verjaring van een vordering op een eerdere advocaat. De Hoge Raad oordeelt dat de eerste beroepsfout niet heeft geleid tot schade, en dat het hof onjuist heeft geoordeeld over de vereiste terughoudendheid bij het aannemen van gebondenheid van een publiekrechtelijke rechtspersoon zonder instemming van het bevoegde orgaan. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldaan wordt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00687
Datum9 februari 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats], België,
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: P.A. Fruytier.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 578140 / HA ZA 19-648 van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2021;
b. het arrest in de zaak 200.300.269/01 van het gerechtshof Den Haag van 22 november 2022.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiser] mede door R.J. ter Rele en voor [verweerders] mede door J.P. Jas.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
9 februari 2024.