ECLI:NL:HR:2024:213

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
23/01120
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over legitieme portie en informatieverstrekking door vereffenaars

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen de zonen, die als verweerders in cassatie optraden. De zaak betreft een geschil over de legitieme portie en de verplichting van vereffenaars om informatie te verstrekken. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De Hoge Raad heeft de incidentele vordering van [eiseres] om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 60.000,-- afgewezen, omdat het cassatieberoep zelf werd verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het hof beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing de incidentele vordering afgewezen, het cassatieberoep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de zonen op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de president en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01120
Datum9 februari 2024
ARREST
In de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: de zonen,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/16/419712/ HA ZA 16-540 van de rechtbank Midden-Nederland van 21 september 2016, 1 maart 2017, 5 juli 2017, 1 augustus 2018, 23 oktober 2019 en 1 april 2020;
b. de arresten in de zaak 200.280.502 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juli 2021 en 20 december 2022.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof van 20 december 2020 beroep in cassatie ingesteld.
[eiseres] heeft tevens in incident gevorderd dat aan de uitvoerbaarheid bij voorraad op de voet van art. 235 Rv de voorwaarde wordt verbonden dat de zonen zekerheid stellen voor € 60.000,--.
Tegen de zonen is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot afwijzing van de incidentele vordering en voor het overige tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de incidentele vordering

Uit hetgeen hierna onder 3. wordt overwogen, volgt dat het cassatieberoep wordt verworpen. Daarom heeft [eiseres] bij geen belang bij toewijzing van de incidentele vordering. Deze zal worden afgewezen.

3.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- wijst de incidentele vordering af;
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de zonen begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
9 februari 2024.