ECLI:NL:HR:2024:211

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
23/03505
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van A.F.M.J. Verhoeven tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023, nr. BK-ARN 22/00752. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, waarbij de indiener van het beroepschrift op 20 oktober 2023 door de griffier is gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht. Ondanks dat de griffierecht niet is voldaan, heeft de indiener op 21 december 2023 de gelegenheid gekregen om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald. De argumenten die de indiener in zijn brief van 18 januari 2024 aanvoert, zijn door de Hoge Raad niet als voldoende grond beschouwd om te concluderen dat de indiener niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is genomen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03505
Datum9 februari 2024
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023, nr. BK-ARN 22/00752.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 20 oktober 2023 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 21 december 2023 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen de indiener van het beroepschrift in zijn via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brief van 18 januari 2024 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest (vgl. HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1579). Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024.