Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] S.A. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 september 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had betrekking op een uitnodiging tot het betalen van douanerechten en rente op achterstallen die aan belanghebbende was uitgereikt.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Andringa, heeft het cassatieberoep ingesteld na de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft op dat stuk geen acht geslagen.
De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en deze verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in een andere zaak. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.