ECLI:NL:HR:2024:200

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
21/04693
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak douanerechten en rente op achterstallen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] S.A. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 september 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had betrekking op een uitnodiging tot het betalen van douanerechten en rente op achterstallen die aan belanghebbende was uitgereikt.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Andringa, heeft het cassatieberoep ingesteld na de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft op dat stuk geen acht geslagen.

De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en deze verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest dat op dezelfde dag is uitgesproken in een andere zaak. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04693
Datum9 februari 2024
ARREST
in de zaak van
[X] S.A. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 september 2021, nr. 20/00262, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 17/5598) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodiging tot het betalen van douanerechten en rente op achterstallen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Andringa, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek heeft belanghebbende een geschrift ingediend. De Hoge Raad slaat op dat stuk geen acht.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 21/04669, ECLI:NL:HR:2024:77.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024.