Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de waardering van de echtelijke woning in het kader van een echtscheidingsprocedure. Partijen, een vrouw en een man, zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en hebben in 2017 een perceel grond gekocht van de ouders van de vrouw. Op deze grond is in 2020 de echtelijke woning gebouwd. De vrouw heeft haar ouders een voorkeursrecht tot koop van de grond verleend, wat inhoudt dat zij als eerste het recht hebben om de grond te kopen als de vrouw de woning wil verkopen. De man betwist dat hij op de hoogte was van dit voorkeursrecht en heeft geen toestemming gegeven voor het vestigen ervan. De rechtbank heeft de woning aan de vrouw toegedeeld op basis van de waarde zonder rekening te houden met het voorkeursrecht, maar het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. De vrouw heeft cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte het bewijsaanbod van de vrouw heeft gepasseerd. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.