ECLI:NL:GHDHA:2023:2802
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de beschikking inzake de verdeling van de huwelijksgemeenschap en de waardering van de echtelijke woning met betrekking tot het voorkeursrecht tot koop
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 juni 2022 aangevochten, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap was vastgesteld. De vrouw verzocht het hof om de beschikking gedeeltelijk te vernietigen, met name met betrekking tot de waardering van de echtelijke woning, waarbij zij wilde dat rekening werd gehouden met een voorkeursrecht tot koop dat op de woning rustte. De man daarentegen was van mening dat de rechtbank terecht geen rekening had gehouden met dit voorkeursrecht en dat de woning op een hogere waarde moest worden getaxeerd.
Het hof heeft vastgesteld dat de echtelijke woning op 5 oktober 2020 was getaxeerd op twee waarden: € 490.000,- rekening houdend met het voorkeursrecht en € 1.050.000,- zonder rekening te houden met het voorkeursrecht. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had beslist om de waarde van de woning te baseren op € 1.050.000,-, omdat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat de man toestemming had gegeven voor het vestigen van het voorkeursrecht. Het hof concludeerde dat de vrouw, als niet handelende echtgenoot, de toestemming van de man nodig had voor het vestigen van het voorkeursrecht op de grond waarop de echtelijke woning was gebouwd. De vrouw had niet kunnen aantonen dat de man op de hoogte was van het voorkeursrecht of dat hij daarvoor toestemming had gegeven.
De beslissing van het hof leidde tot de bekrachtiging van de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het verzoek van de vrouw om de beschikking te vernietigen werd afgewezen. Het hof oordeelde dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoeken en dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand bleef.