ECLI:NL:HR:2024:1865

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
24/00655
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in familierechtelijke zaak over echtscheiding en bewijsopdracht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een echtscheiding. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betrof de vraag of partijen in Soedan, naar Eritrees recht, waren getrouwd. Het hof had na een deskundigenbericht geoordeeld dat niet vaststond dat dit het geval was. De vrouw stelde dat de bewijsopdracht in strijd was met de tweeconclusieregel en vroeg zich af of het hof stukken buiten beschouwing had mogen laten en het bewijsaanbod had mogen passeren.

De Hoge Raad heeft de klachten van de vrouw beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de beschikkingen van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal F. Ibili strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd.

De beschikking is openbaar uitgesproken door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en G.C. Makkink, met A.E.B. ter Heide als de raadsheer die de uitspraak heeft gedaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00655
Datum13 december 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: de vrouw,
advocaat: Y.E.J. Geradts,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de man,
advocaat: M.E. Bruning.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/13/658771 / FA RK 18-7947 van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2019;
b. de beschikkingen in de zaken 200.266.598/01 en 200.266.598/02 van het gerechtshof Amsterdam van 7 april 2020, 30 november 2021,18 januari 2022 en 19 december 2023.
De vrouw heeft tegen de beschikkingen van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De man heeft een verweerschrift tot referte ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F. Ibili strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vrouw heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikkingen van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
13 december 2024.