ECLI:NL:GHAMS:2023:3708

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
200.266.598/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbericht over de rechtsgeldigheid van een huwelijk tussen partijen in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de rechtsgeldigheid van een huwelijk tussen de man en de vrouw. De man is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank van 26 juni 2019, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en nevenvoorzieningen werden getroffen. De man betwist de rechtsgeldigheid van het huwelijk, dat volgens de vrouw in 2012 zou zijn gesloten in de Eritrese Orthodoxe Kerk te Soedan. Het hof heeft eerder tussenbeschikkingen gegeven en een deskundige benoemd om de situatie te onderzoeken.

De deskundige heeft gerapporteerd dat er geen bewijs is voor een rechtsgeldig huwelijk tussen de partijen. De vrouw heeft geprobeerd bewijs te leveren, maar het hof oordeelt dat de door haar overgelegde stukken onvoldoende zijn om de rechtsgeldigheid van het huwelijk aan te tonen. Het hof heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding en de nevenvoorzieningen, omdat niet is komen vast te staan dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van de ingediende stukken en de verklaringen van de deskundige.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.266.598/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/658771 / FA RK 18-7947 (HE/SM)
beschikking van de meervoudige kamer van 19 december 2023 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.J.J. Jansen te Kapelle,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. K.E. van Lotringen te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op respectievelijk 7 april 2020, 30 november 2021 en 18 januari 2022 een tussenbeschikking gegeven. Voor het procesverloop tot 18 januari 2022 wordt verwezen naar die tussenbeschikking. Bij de beschikking van 18 januari 2022 heeft het hof een deskundige benoemd.
1.2
Nadien zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de deskundige van 5 mei 2022;
- een bericht van de vrouw van 3 juni 2022, met bijlagen;
- een bericht van de man van 3 juni 2022;
- een bericht van de vrouw van 10 oktober 2022, met bijlage;
- een bericht van de vrouw van 5 mei 2023, met bijlagen.

2.De motivering van de beslissing

Voorgeschiedenis
2.1
De man is in hoger beroep gekomen, omdat hij het niet eens is met de beschikking van de rechtbank van 26 juni 2019 waarin de echtscheiding is uitgesproken en nevenvoorzieningen zijn getroffen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] en het huurrecht van de woning aan de [adres] te [plaats A] . Volgens de man kan de echtscheiding niet worden uitgesproken, omdat geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen. De vrouw betwist dat.
Bij beschikking van 7 april 2020 is de vrouw toegelaten tot bewijs van haar stelling dat partijen met elkaar zijn gehuwd [in] 2012 in de Eritrese Orthodoxe Kerk te [plaats B] , Soedan.
De vrouw heeft daarvan gebruik gemaakt (brieven van 26 mei 2020 en 25 september 2020 en een journaalbericht van 20 oktober 2020). De man is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren c.q tegenbewijs te leveren. Hij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt (brief van 23 juni 2020, e-mailbericht van 16 oktober 2020, bericht van 22 december 2020, brief van 28 september 2021).
De vrouw heeft bij bericht van 28 september 2021 bezwaar gemaakt tegen het bericht van de man van 28 september 2021, maar gelet op de voortzetting van de procedure als hierna vermeld is zij niet in haar procesbelang geschaad.
Het hof heeft bij beschikking van 30 november 2021 vervolgens geoordeeld dat een beperkt onderzoek door een deskundige wenselijk was. Bij beschikking van 18 januari 2022 heeft het hof een deskundige benoemd om te onderzoeken of zich in de dossiers van het registratiekantoor in de Eritrese Orthodoxe Kerk te [plaats B] , Soedan, een origineel document bevindt waaruit blijkt dat tussen [de man] en [de vrouw] [in] 2012 een huwelijk is gesloten.
Deskundigenbericht
2.2
Bij bericht van 5 mei 2022 heeft de deskundige, [X] , hoofd Operationele en Consulaire zaken van de Nederlandse Ambassade te [plaats B] gerapporteerd. Het bericht luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘Om deze vragen te kunnen beantwoorden, heb ik samen met twee van mijn medewerkers een
bezoek gebracht aan de ‘Etritrean Orthodox Church’ in [plaats B] . De medewerkers waren ter
ondersteuning voor de vertaling van zowel Arabisch als Tigray indien dit noodzakelijk mocht zijn. Het bezoek vond plaats op maandag, 21 maart 2022.
Puntsgewijs treft u mijn bevindingen aan:
--- Ontvangst door hoofd van de administratie van de kerk die verantwoordelijk is voor o.a.
vastleggen van huwelijken binnen de kerk;
- Hoofd administratie wist bij het noemen van de namen van de personen onmiddellijk waar
het over ging. Dit verbaasde mij nogal en benoemde dit ook;
- Hoofd administratie bevestigde dat zowel vrouw als man de kerk een aantal keren heeft
benaderd, eventueel via tussenpersonen;
- Hoofd administratie bevestigde dat er geen huwelijk is afgesloten tussen genoemde partijen;
- Hoofd administratie heeft mij uitvoerig het proces van registratie en vastlegging huwelijk
binnen de kerk uitgelegd en hiervoor ook de noodzakelijke registers laten zien;
- Uit het register bleek dat onder genoemd registratienummer op de akte, die in deze zaak is
overgelegd, dat het een huwelijksvoltrekking betreft tussen twee geheel andere personen.
Ook de documentatie die men moet indienen ter registratie van een huwelijk zoals kopie
identiteitsbewijzen, verklaring van ongehuwd zijn, getuigenverklaringen etc. kwamen
overeen met de namen van de personen die in de registers waren opgenomen en niet die
van de personen in zaaknummer 200.266.598/01;
- Hoofd van de administratie bevestigde dat de priester in deze zaak onjuist heeft gehandeld,
en hiervoor zou zijn bestraft door tijdelijk op non-stop te zijn gezet en een geldboete heeft
moeten betalen. Dit kon echter niet met enig bewijs worden onderbouwd. De priester zou al
geruime tijd geleden zijn werkzaamheden weer hebben aangevangen in de kerk.’
Reacties op deskundigenbericht
2.3
Vervolgens heeft de vrouw bij bericht van 3 juni 2022 bericht dat zij het niet eens is met de inhoud van het deskundigenbericht. Volgens de vrouw is het huwelijk van partijen wel rechtsgeldig tot stand gekomen. Zij heeft een aanvullend bewijsaanbod gedaan en verzocht de [X kerk] als getuige te laten horen.
2.4
De man is het eens met de inhoud van het deskundigenbericht en meent dat de vrouw voldoende in de gelegenheid is gesteld om bewijs te leveren van haar stelling dat partijen zijn gehuwd. De man heeft bezwaar tegen het overleggen van nieuwe bewijsstukken in dit stadium en wil anders graag nog nader reageren.
Beoordeling hof
2.5
Het hof verenigt zich met de bevindingen van de deskundige en zal dat hierna toelichten. De deskundige heeft in haar bevindingen verslag gedaan van haar bezoek aan de kerk. Zij heeft melding gemaakt van de omstandigheid dat het hoofd van de administratie bij het noemen van de namen van partijen onmiddellijk wist waarover het ging. Zij heeft dit benoemd, waarna het hoofd van de administratie haar heeft bevestigd dat zowel de vrouw als de man de kerk een aantal keren heeft benaderd. Het hoofd van de administratie heeft haar uitvoerig het proces van registratie en vastlegging huwelijk binnen de kerk uitgelegd en hiervoor ook de noodzakelijke registers laten zien. Gelet op de uitvoerige toelichting van de deskundige ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de weergave van haar bevindingen.
2.6
Het hof gaat voorbij aan de klacht van de vrouw dat in het deskundigenbericht geen naam is genoemd van het hoofd van de administratie. De enkele omstandigheid dat deze naam niet is genoemd, doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de informatie in dit bericht.
2.7
Voor zover de vrouw met de door haar bij brief van 3 juni 2022 overgelegde factuur een onderbouwing heeft willen geven van haar verweer tegen het deskundigenbericht, stuit dit af op de hierna in rechtsoverweging 2.9 gegeven bewijswaardering.
2.8
Aan het door de vrouw bij brief van 3 juni 2022 gedane aanbod om nader bewijs te leveren door middel van het horen van de priester van de Nederlandse vestiging van de Eritrese orthodoxe kerk en – naar het hof begrijpt – het geven van een nadere verklaring over de factuur, gaat het hof voorbij als in strijd met de goede procesorde. Het hof heeft daarbij een afweging gemaakt van enerzijds het belang dat de vrouw heeft bij het horen van deze getuige en het overleggen van nadere stukken (kort gezegd: het belang van waarheidsvinding in rechte) en anderzijds het belang van een voortvarende procesvoering. De procedure in hoger beroep loopt sinds september 2019 en de vrouw is al bij beschikking van 7 april 2020 in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren voor haar stelling dat partijen rechtsgeldig zijn gehuwd, van welke gelegenheid zij gebruik heeft gemaakt. Daarna heeft het hof de advocaat van de vrouw bij brief van 22 oktober 2020 bericht dat op verdere stukken van de vrouw geen acht meer zal worden geslagen. De vrouw heeft in haar bericht van 3 juni 2022 geen gegronde verklaring gegeven waarom zij de stukken niet eerder heeft overgelegd, terwijl, zoals hiervoor overwogen, de factuur al dateert uit 2015.
Het hof heeft partijen ruim de gelegenheid geboden bewijs en tegenbewijs te leveren en daarop over en weer ook nog eens reacties te geven, maar thans dient de procedure in hoger beroep tot een eind te komen. Om dezelfde reden zal het hof daarom het bericht van de vrouw van 10 oktober 2022, met bijlage, en het bericht van de vrouw van 5 mei 2023, met bijlagen, buiten beschouwing laten.
2.9
De geldigheid van de door de vrouw overgelegde huwelijksakte is al met al niet komen vast te staan. Een contra-expertise is door de vrouw niet overgelegd. Een huwelijksverklaring door de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 10:31, lid 4 BW evenmin. Ook overigens is de vrouw niet geslaagd in het bewijs van het door haar gestelde huwelijk. Aan de vrouw moet worden toegegeven dat uit de overgelegde IND verslagen van het horen van de man blijkt dat hij destijds heeft verklaard gehuwd te zijn (met [de vrouw] ), en ook dat het huwelijk tegelijk is voltrokken met de doop van [minderjarige] , [in] 2010, maar dat is – mede in het licht van de daarover door de man gegeven verklaring – onvoldoende om als bewijs te gelden dat partijen [in] 2012 rechtsgeldig zijn gehuwd. Datzelfde geldt voor de door de vrouw overgelegde foto’s. De overige door de vrouw bij brief van 26 mei 2020 overgelegde stukken zijn te weinig specifiek voor het verlangde bewijs. De door de vrouw overgelegde verklaring van 7 oktober 2020 heeft, tegenover de reactie van de man van 22 december 2020, de door hem overgelegde gelegaliseerde verklaring van de Eritrean Orthodox Church van 16 september 2021 en het deskundigenbericht van 5 mei 2022, onvoldoende bewijskracht.
De overlegging van een factuur is onvoldoende ter onderbouwing van de stelling dat een huwelijk zou zijn gesloten. Daarbij komt dat de factuur volgens de vertaling dateert uit 2015, drie jaar nadat het gestelde huwelijk zou zijn gesloten. De vrouw heeft geen verklaring gegeven waarom de factuur pas drie jaar later is afgegeven.
2.1
Het hof is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen partijen, reden waarom het hof de vrouw niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek tot echtscheiding. Bij die stand van zaken bestaat op grond van het bepaalde in artikel 827, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering evenmin plaats voor het treffen van de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en het huurrecht van de echtelijke woning, zodat zij in deze verzoeken eveneens niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

3.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2019 en, opnieuw rechtdoende:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding en haar verzoek tot het treffen van nevenvoorzieningen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M.C. Schenkeveld en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. van Tol en is op 19 december 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.