Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
13 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende grafrechten en onrechtmatige daad. De eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2023. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 mei 2022. De eisers stelden dat de weigering van de verweerder, [verweerder], om grafrechten over te dragen, onrechtmatig was. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het incidentele beroep van de verweerder, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, geen behandeling behoeft. Gezien de aard van het geschil en de familiale verbondenheid van partijen heeft de Hoge Raad besloten de proceskosten te compenseren, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.