Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
13 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat J. van Weerden, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen op 23 januari 2024 en betrof een geschil dat voortvloeide uit een vaststellingsovereenkomst. De eiser heeft in de onderliggende procedure een beroep gedaan op deze overeenkomst, maar het hof heeft dit beroep verworpen. De Hoge Raad heeft de processtukken van de feitelijke instanties in acht genomen, waaronder eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep moet worden verworpen, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser over het arrest van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft de eiser ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.