ECLI:NL:HR:2024:1863

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
24/01604
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping beroep op vaststellingsovereenkomst na rechtsgeldige vernietiging in parallelprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat J. van Weerden, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was eerder gewezen op 23 januari 2024 en betrof een geschil dat voortvloeide uit een vaststellingsovereenkomst. De eiser heeft in de onderliggende procedure een beroep gedaan op deze overeenkomst, maar het hof heeft dit beroep verworpen. De Hoge Raad heeft de processtukken van de feitelijke instanties in acht genomen, waaronder eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep moet worden verworpen, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser over het arrest van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft de eiser ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder op nihil zijn begroot. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/01604
Datum13 december 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J. van Weerden,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/685259/HA ZA 20-604 van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2020 en 9 juni 2021;
b. het arrest in de zaak 200.299.874/01 van het gerechtshof Amsterdam van 23 januari 2024.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep en geeft de Hoge Raad in overweging dat te doen met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, H.M. Wattendorff en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
13 december 2024.