Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
aan schuldenaar[ [appellant] , hof]
een bedrag van €. 500.000 (zegge vijfhonderd duizend euro) ter leen heeft verstrekt, gelijk schuldenaar van schuldeiser in leen hebben aanvaard en schuldig hebben erkend.
Schuldeiser heeft aan schuldenaar ter leen verstrekt, gelijk schuldenaar van schuldeiser in leen hebben aanvaard en schuldig te hebben erkend, een bedrag van €. 500.000 (zegge vijfhonderd duizend euro) De lening heeft een looptijd van vijf jaar,derhalve van 21 juni 2013 tot 21 juni 2018.
Over het opgenomen en niet-afgeloste deel van het door schuldeiser aan schuldenaar ter beschikking gestelde depot is met ingang van 21 juni 2013 een rente verschuldigd van 10 % (tien procent) per jaar. De rente dient per maand achteraf te worden voldaan.
Aflossing van de lening zal jaarlijks in vijf gelijke termijnen van €. 100.000 (zegge honderd duizend euro) plaatsvinden. (…)
3.De beoordeling
II. € 4.380,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en
III. de proceskosten inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in 2020”, zodat niet is komen vast te staan dat [appellant] ten aanzien van dat meerdere al in gebreke was vóór de door de rechtbank genoemde datum. De grief slaagt dus gedeeltelijk.
4.Beslissing
- voor zover aan hoofdsom een bedrag hoger dan € 310.500,00 is toegewezen, in die zin dat dat bedrag als hoofdsom wordt toegewezen;
- percentage en ingangsdatum van de contractueel overeengekomen rente, welke worden gesteld op 3,5% per jaar, met als ingangsdata 21 juni 2013 voor een bedrag van € 45.000,-, alsmede 14 oktober 2013 voor een bedrag van € 55.000,- en 20 november 2013 voor 25.000,-, alsmede 27 mei 2020 voor een bedrag van € 185.000,00