ECLI:NL:HR:2024:1831

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
22/04864
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen in terroristische zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1972, was beschuldigd van het voorbereiden van terroristische misdrijven door een lid van IS de gelegenheid en middelen te verschaffen om in het strijdgebied Syrië gebruik te maken van communicatiemiddelen. De verdachte had een simkaart geregeld voor een medeplichtige, zodat deze een Telegramaccount kon aanmaken. Het hof had eerder geoordeeld dat de inbeslaggenomen computer en twee harddisks vatbaar waren voor verbeurdverklaring, omdat deze voorwerpen waren gebruikt bij het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof deze verbeurdverklaring ontoereikend had gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof met betrekking tot de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen en de opgelegde gevangenisstraf, en wees de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling. Daarnaast werd de gevangenisstraf verminderd van twaalf maanden naar elf maanden en een week, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04864
Datum10 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 december 2022, nummer 22-001328-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B. Kizilocak, advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en slechts wat betreft de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen 13, 15 en 16 tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen computer en twee harddisks.
3.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“1. hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 februari 2019 te [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland,
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel(en) 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten een ontploffing teweegbrengen en/of moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen,
immers heeft verdachte
ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,
E. aan een lid van IS(IS) gelegenheid en/of middelen verschaft om in het strijdgebied (Syrië) gebruik te kunnen maken van communicatiemiddelen.”
3.2.2
Het hof heeft over de bewezenverklaring onder meer overwogen:
“De verdachte wordt onder feit 1 sub E van de tenlastelegging verweten dat hij aan een lid van IS(IS) gelegenheid en/of middelen heeft verschaft om in het strijdgebied (Syrië) gebruik te kunnen maken van communicatiemiddelen.
(...)
Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte degene is geweest die de simkaart heeft geregeld voor [betrokkene 1], zodat zij door middel van bijbehorend telefoonnummer een Telegramaccount kon activeren. [betrokkene 1] was op dat moment uitgereisd naar Syrië en had zich aangesloten bij IS(IS).
Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 1 sub E tenlastegelegde.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder E opgenomen handeling heeft verricht, zoals bewezenverklaard. De verdachte heeft een ander daarmee inlichtingen, gelegenheid en middelen verschaft tot het plegen van een misdrijf met een terroristisch oogmerk genoemd in de artikelen 157, 176a/b, 288a en 289a Sr. Het helpen bij het opzetten van een Telegramaccount is bevordering van communicatiemogelijkheden van leden van de terroristische organisatie IS, welke communicatiemogelijkheden ondersteunend zijn bij de misdrijven die door leden van IS worden gepleegd.”
3.2.3
Het hof heeft over de verbeurdverklaring van de computer en de twee harddisks overwogen en beslist:
“De in beslag genomen voorwerpen
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn onder (...) 13, 15, 16 (...) op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
(...)
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(...)
13. 1.00 STK Computer
(...)
15. 1.00 STK Harddisk Kl: zwart
(...)
16. 100 STK Harddisk Kl: zwart”
3.3.1
Artikel 33a lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
(...)
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid.”
3.3.2
Onder ‘het strafbare feit’ en ‘het feit’ in artikel 33a lid 1 Sr moet telkens het bewezenverklaarde feit worden verstaan. Voor verbeurdverklaring is vereist dat één van de in artikel 33a lid 1 Sr genoemde gronden zich voordoet ten aanzien van het bewezenverklaarde feit. (Vgl. HR 7 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:9.)
3.4
Zoals blijkt uit de bewijsoverweging van het hof heeft het onder 1 bewezenverklaarde feit betrekking op het regelen van een simkaart voor iemand die is vertrokken naar Syrië en zich daar heeft aangesloten bij IS, zodat diegene daarmee een Telegramaccount kon opzetten ter bevordering van de communicatiemogelijkheden van leden van IS in het strijdgebied. Het hof heeft geoordeeld dat de inbeslaggenomen computer en twee harddisks vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan. Dat oordeel is gelet op de bewezenverklaarde gedragingen ontoereikend gemotiveerd.
3.5
Het cassatiemiddel slaagt.

4.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel

4.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
4.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voormelde computer en twee harddisks en de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze elf maanden en een week, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak wat betreft die inbeslaggenomen voorwerpen opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 december 2024.