Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
5.Beslissing
10 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1972, was beschuldigd van het voorbereiden van terroristische misdrijven door een lid van IS de gelegenheid en middelen te verschaffen om in het strijdgebied Syrië gebruik te maken van communicatiemiddelen. De verdachte had een simkaart geregeld voor een medeplichtige, zodat deze een Telegramaccount kon aanmaken. Het hof had eerder geoordeeld dat de inbeslaggenomen computer en twee harddisks vatbaar waren voor verbeurdverklaring, omdat deze voorwerpen waren gebruikt bij het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof deze verbeurdverklaring ontoereikend had gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof met betrekking tot de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen en de opgelegde gevangenisstraf, en wees de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling. Daarnaast werd de gevangenisstraf verminderd van twaalf maanden naar elf maanden en een week, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.