Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
10 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 30 juni 2023 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van poging tot feitelijke aanranding van eerbaarheid, zoals omschreven in de artikelen 45 en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat A.R. Maarsingh een cassatiemiddel had voorgesteld. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen noodzaak gezien om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.