ECLI:NL:HR:2024:1804

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
24/02325
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgmachtiging en wilsonbekwaamheid na second opinion

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat G.E.M. Later, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 18 maart 2024. De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam was niet verschenen en had geen verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank in deze zaak, waarin de wilsonbekwaamheid van betrokkene was vastgesteld na een second opinion. De Advocaat-Generaal L.M. Coenraad had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van betrokkene schriftelijk had gereageerd.

Bij de beoordeling van de klachten over de beschikking van de rechtbank heeft de Hoge Raad vastgesteld dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/02325
Datum6 december 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikkingen in de zaak C/13/744866/ FA RK 24-160 van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2024 en 18 maart 2024.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank van 18 maart 2024 beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.M. Coenraad strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
6 december 2024.