ECLI:NL:HR:2024:1796
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en belastingrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] C.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraken naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd aan belanghebbende voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017, evenals beschikkingen inzake belastingrente.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door B.G. van Zadelhoff, heeft het cassatieberoep ingesteld na de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 28 juni 2024 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.