ECLI:NL:HR:2024:1795
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juni 2024. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de indiener van het beroepschrift niet heeft voldaan aan de verschuldigdheid van griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener op 31 augustus 2024 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres is afgeleverd, is het griffierecht niet betaald. Op 3 oktober 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin de indiener werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. De Hoge Raad gaat ervan uit dat de indiener dit bericht heeft ontvangen, maar heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om te reageren. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.