ECLI:NL:HR:2024:1795

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
24/02844
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juni 2024. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de indiener van het beroepschrift niet heeft voldaan aan de verschuldigdheid van griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener op 31 augustus 2024 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres is afgeleverd, is het griffierecht niet betaald. Op 3 oktober 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin de indiener werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. De Hoge Raad gaat ervan uit dat de indiener dit bericht heeft ontvangen, maar heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om te reageren. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02844
Datum6 december 2024
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven ingestelde beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juni 2024, nr. BRE 22/3470 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 31 augustus 2024 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 3 oktober 2024 een bericht in het digitale dossier in deze zaak geplaatst waarbij de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 3 oktober 2024 een kennisgeving verzonden naar het door de indiener van het beroepschrift voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat de indiener van het beroepschrift dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 3 oktober 2024.
De indiener van het beroepschrift heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024.