ECLI:NL:HR:2024:1792
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake verrekening Invorderingswet 1990
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] C.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een hoger beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 augustus 2023, nummer 22/00234, welke uitspraak op zijn beurt weer voortvloeide uit een beslissing van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 20/1935). De kwestie draait om een besluit tot verrekening zoals bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is genomen door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.