ECLI:NL:HR:2024:1784

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
22/04931
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak van het gerechtshof Den Haag inzake poging tot doodslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, gedateerd 20 december 2022. De verdachte, geboren in 1973, was betrokken bij een incident in 2017 in Rotterdam, waarbij hij met een tas vol blikjes bier en zijn vuist het hoofd van een ander sloeg en vervolgens op diens hoofd stampte. Dit gedrag viel onder artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op poging tot doodslag.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na zorgvuldige overweging kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom besloot de Hoge Raad gebruik te maken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Op 3 december 2024 werd de beslissing van de Hoge Raad bekendgemaakt. Het arrest werd gewezen door vice-president M.J. Borgers, samen met raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04931
Datum3 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2022, nummer 22-003099-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.T. Poort, advocaat in Beverwijk, een schriftuur ingediend.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2024.