ECLI:NL:HR:2024:1754

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
24/02835
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie dat door belanghebbende is ingesteld. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de griffier van de Hoge Raad op 22 juli 2024 een verzoek heeft gedaan aan belanghebbende om binnen zes weken een afschrift van de bestreden uitspraak over te leggen. Dit verzoek is per e-mail naar belanghebbende verzonden, en de Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen. Echter, belanghebbende heeft geen gehoor gegeven aan dit verzoek, waardoor het voor de Hoge Raad niet mogelijk is om te bepalen waar het geschil precies over gaat.

Gelet op het feit dat belanghebbende niet heeft voldaan aan het verzoek van de griffier, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02835
Datum29 november 2024
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft op 22 juli 2024 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende is verzocht binnen zes weken een afschrift van de bestreden uitspraak over te leggen. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 22 juli 2024 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 22 juli 2024. Belanghebbende heeft geen gevolg gegeven aan dat verzoek.
Nu het niet mogelijk is te bepalen waarop het geschil betrekking heeft, zal de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2024.