ECLI:NL:HR:2024:1751
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door H.J.J. Oostdam, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 mei 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld onder nummer 24/02559. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het griffierecht niet was voldaan. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 8 augustus 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief was afgehaald, is het griffierecht niet betaald. Op 9 september 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, maar belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het niet betalen van het griffierecht. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de vice-president en de raadsheren.