ECLI:NL:HR:2024:1746
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie betreffende belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X]. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 14 juni 2024 verzocht om binnen zes weken een afschrift van de bestreden uitspraak over te leggen. Dit verzoek is echter niet nageleefd, omdat de brief wegens onbestelbaarheid is teruggezonden. De Hoge Raad heeft vervolgens het stuk per gewone post naar het adres van belanghebbende verzonden, maar ook hierop heeft belanghebbende geen actie ondernomen. Hierdoor was het voor de Hoge Raad niet mogelijk om te bepalen waar het geschil precies over ging.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verzoeken van de Hoge Raad. Dit betekent dat de Hoge Raad niet verder kan ingaan op de inhoud van de zaak, aangezien de noodzakelijke informatie ontbreekt. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken, wat gebruikelijk is in gevallen waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.R. van Eijsden, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.