Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
17 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld voor vernieling, met een geldboete van € 325. Het hof had het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de verdediging stelde dat de motivering van de bewezenverklaring onvoldoende was. De Hoge Raad oordeelde dat de aantekening van het mondeling vonnis van de politierechter niet voldeed aan de eisen zoals gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis. De aantekening bevatte geen bewijsvoering, waardoor de Hoge Raad niet kon beoordelen of de bewezenverklaring toereikend was gemotiveerd. Dit leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het hof en de terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige en volledige aantekening van mondelinge vonnissen, met inbegrip van de bewijsvoering, om de rechtszekerheid te waarborgen.