ECLI:NL:HR:2024:1731

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
22/02652
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling en bewijsvoering in cassatie: eisen aan aantekening mondeling vonnis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld voor vernieling, met een geldboete van € 325. Het hof had het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de verdediging stelde dat de motivering van de bewezenverklaring onvoldoende was. De Hoge Raad oordeelde dat de aantekening van het mondeling vonnis van de politierechter niet voldeed aan de eisen zoals gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis. De aantekening bevatte geen bewijsvoering, waardoor de Hoge Raad niet kon beoordelen of de bewezenverklaring toereikend was gemotiveerd. Dit leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het hof en de terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige en volledige aantekening van mondelinge vonnissen, met inbegrip van de bewijsvoering, om de rechtszekerheid te waarborgen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02652
Datum17 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 juni 2022, nummer 23-000653-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte ] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Oldenhof, advocaat in Den Haag, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt, mede in het licht van een door de verdediging gevoerd verweer, over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2
De enkelvoudige kamer van het hof heeft bij mondeling arrest het vonnis van de politierechter bevestigd. Uit de ‘aantekening mondeling vonnis’ als bedoeld in artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) (stempelvonnis) volgt dat de verdachte voor, kort gezegd, vernieling is veroordeeld tot onder meer een geldboete van € 325. Bij de stukken bevindt zich niet een proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg waarin op grond van artikel 378 lid 2 Sv het mondeling vonnis van de politierechter is aangetekend. De ‘aantekening mondeling vonnis’ van de politierechter bevat ook niet de bewijsvoering.
2.3
In zijn arrest van 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026, heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:
“2.2.1. De aantekening van een mondeling vonnis van de politierechter dient ingevolge art. 378, tweede lid, Sv te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197) (hierna: de Regeling).
- Art. 1 van de Regeling houdt in dat de aantekening van een mondeling vonnis van de politierechter in geval van bewezenverklaring onder meer de navolgende gegevens dient te bevatten:
“b. alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt).”
- Art. 3 van de Regeling houdt wat betreft de uitspraak van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in hoger beroep onder meer het volgende in:
“b. beslissing omtrent het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld (gehele of gedeeltelijke bevestiging/gehele of gedeeltelijke vernietiging);
(...)
d. inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot het bewijs van het (de) tenlastegelegde feit(en) dient, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt).”
2.2.2.
Art. 359, derde lid, Sv luidt:
“De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.”
2.2.3.
Art. 423, eerste en derde lid, Sv luidt:
“1. Het gerechtshof kan het vonnis hetzij geheel bevestigen, hetzij gedeeltelijk bevestigen en gedeeltelijk vernietigen, hetzij geheel vernietigen. Het gerechtshof bevestigt het vonnis geheel hetzij met gehele of gedeeltelijke overneming hetzij met aanvulling of verbetering van gronden. Ingeval het vonnis geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd, doet het gerechtshof wat de rechtbank had behoren te doen, behoudens terugwijzing op grond van het tweede lid.
3. In geval vernietiging van het vonnis is het gerechtshof niettemin bevoegd bepaalde gedeelten daarvan in zijn arrest over te nemen.”
Art. 425, tweede en derde lid, Sv luidt:
“2. De enkelvoudige kamer geeft na sluiting van het onderzoek op de terechtzitting hetzij onmiddellijk hetzij diezelfde dag op een door haar bij de sluiting van het onderzoek te bepalen uur mondeling arrest.
3. Het arrest wordt in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door Onze Minister van Veiligheid en Justitie te bepalen: (...)”
(...)
Bevestiging en vernietiging van een mondeling vonnis bij mondeling arrest
2.5.
Indien de enkelvoudige kamer van het hof mondeling arrest wijst, mag de aantekening van het mondeling arrest wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen – in overeenstemming met de Regeling – verwijzen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, ongeacht of het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv zich voordoet. Deze verwijzing kan, ook in geval van vernietiging van het mondeling vonnis bij mondeling arrest, zowel het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg als het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep betreffen.”
2.4
Omdat de ‘aantekening mondeling vonnis’ van de politierechter niet de bewijsvoering bevat, kan de Hoge Raad niet beoordelen of de bewezenverklaring toereikend is gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 december 2024.