ECLI:NL:HR:2024:172

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
23/00231
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensenhandel door minderjarige in de context van webcamseks

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 januari 2023. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van medeplegen van mensenhandel door een 17-jarige te bewegen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie, meermalen gepleegd, zoals vastgelegd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen en de bewijsklachten beoordeeld. Hierbij werd onder andere de vraag behandeld of de activiteiten met betrekking tot webcamseksueel van aard waren en of de aangeefster bereid was seksuele gedragingen voor de webcam te verrichten. Ook werd de vraag behandeld of WhatsApp-berichten over de beoogde opbrengst van het 'webcamtraject' als indicatief konden gelden voor het genieten van opbrengsten uit eerdere prostitutiewerkzaamheden. De Hoge Raad heeft de afwijzing van een verzoek tot het horen van de aangeefster in hoger beroep bevestigd, omdat de verdediging al de gelegenheid had gehad om vragen te stellen over de webcamsekswerkzaamheden. De strafmotivering, die resulteerde in een gevangenisstraf van 16 maanden, werd eveneens beoordeeld. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet onterecht had geoordeeld over het gebruik van verdragsrechtelijke rechten door de verdachte. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, zonder verdere motivering, omdat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00231
Datum6 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 januari 2023, nummer 21-007067-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2024.