ECLI:NL:HR:2024:1712
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake belastingaanslagen en waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2024. Deze uitspraak betrof een hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Nederland, die betrekking hadden op een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en verschillende belastingaanslagen voor het jaar 2020, waaronder onroerendezaakbelastingen en heffingen voor afvalstoffen en riolering in de gemeente Groningen.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 22 november 2024 door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.