ECLI:NL:HR:2024:1681

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
22/02163
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen strafbeschikking en de afstand van bevoegdheid tot verzet in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 juni 2022 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1977, had verzet aangetekend tegen een strafbeschikking. De advocaat van de verdachte, S.F.W. van 't Hullenaar, stelde een cassatiemiddel voor, waarin werd betoogd dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat het verzet niet-ontvankelijk was. De advocaat-generaal P.M. Frielink concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, en verwees naar de redenen die eerder waren vermeld in een ander arrest (ECLI:NL:HR:2024:1677). De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht. Dit arrest benadrukt de belangrijke juridische vraag of de verdachte afstand heeft gedaan van de bevoegdheid om verzet in te stellen tegen de strafbeschikking, en hoe dit zich verhoudt tot de rol van de bewindvoerder in het proces.

De uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van artikel 257e.1 van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de ontvankelijkheid van verzet tegen strafbeschikkingen. De Hoge Raad bevestigt hiermee de noodzaak voor zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder verzet kan worden ingesteld, en de rol van de betrokken partijen in het proces.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02163
Datum19 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juni 2022, nummer 21-002845-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat in Arnhem, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel komt op tegen het oordeel van het hof dat het tegen de strafbeschikking gedane verzet niet-ontvankelijk is.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 22/02159, ECLI:NL:HR:2024:1677.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2024.