ECLI:NL:HR:2024:1674

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
23/04273
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens niet-naleving van het recht op het laatst spreken in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 1 november 2023 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het hof verklaarde dit niet-ontvankelijk op de grond dat het beroep te laat was ingesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad oordeelde dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet vermeldde dat de verdachte het recht was gelaten om het laatst te spreken. Dit is een belangrijke procedurele waarborg die in artikel 283 van het Wetboek van Strafvordering is vastgelegd. De Hoge Raad concludeerde dat het hof het voorschrift niet had nageleefd, wat leidde tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van het naleven van procesrechtelijke waarborgen in strafzaken, en bevestigt dat schending van deze waarborgen kan leiden tot vernietiging van eerdere uitspraken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04273
Datum19 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 november 2023, nummer 21-002553-23, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van ’t Hullenaar, advocaat in Arnhem, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat de verdachte niet het recht is gelaten het laatst te spreken.
2.2.1
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
“De voorzitter stelt de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
(...)
De voorzitter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen deze zal horen en deelt verdachte mede dat deze niet tot antwoorden verplicht is.
De voorzitter deelt mede dat om te beginnen de ontvankelijkheid van het door de verdachte ingestelde hoger beroep aan de orde zal komen.
De advocaat-generaal verzoekt verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, omdat dit te laat is ingesteld.
De raadsman deelt mee dat hij de mededeling uitspraak noch de akte van uitreiking heeft gezien en verzoekt om verdachte ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, indien daaruit niet mocht blijken dat in de uitgereikte stukken duidelijk is vermeld op welke datum verdachte voor welk feit tot welke straf is veroordeeld en tevens dat verdachte veertien dagen de tijd had om in hoger beroep te gaan.
De voorzitter onderbreekt de zitting voor beraad.
Na hervatting van de zitting sluit de voorzitter het onderzoek en deelt mee dat direct uitspraak, wordt gedaan.
De voorzitter spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.”
2.2.2
Het hof heeft met toepassing van artikel 283 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zonder onderzoek in de zaak het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroep is ingesteld na het verstrijken van de daarvoor geldende wettelijke termijn.
2.3
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het zesde lid in samenhang met het derde lid van artikel 283 Sv gegeven voorschrift niet is nageleefd. Dat leidt tot nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak (vgl. HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3250).
2.4
De klacht is gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2024.