Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
19 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 1 november 2023 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het hof verklaarde dit niet-ontvankelijk op de grond dat het beroep te laat was ingesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet vermeldde dat de verdachte het recht was gelaten om het laatst te spreken. Dit is een belangrijke procedurele waarborg die in artikel 283 van het Wetboek van Strafvordering is vastgelegd. De Hoge Raad concludeerde dat het hof het voorschrift niet had nageleefd, wat leidde tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van het naleven van procesrechtelijke waarborgen in strafzaken, en bevestigt dat schending van deze waarborgen kan leiden tot vernietiging van eerdere uitspraken.