Uitspraak
1.Geding in cassatie
2 Beoordeling van het middel
(vgl. HR 5 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS7542).
3.Slotsom
4.Beslissing
10 november 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1974, was niet verschenen op de zitting in hoger beroep, maar had een gemachtigde raadsman, mr. J.G.M. Dassen, die verklaarde dat hij uitdrukkelijk gemachtigd was om de verdediging te voeren. De advocaat-generaal, A.J. Machielse, heeft gepleit voor niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep, omdat het beroep niet binnen de wettelijke termijn was ingesteld. Het Hof heeft de verdachte vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof de gemachtigde raadsman ten onrechte niet de gelegenheid heeft gegeven om het laatst te spreken, zoals voorgeschreven in artikel 283 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel is ook van toepassing in hoger beroep en vereist dat de verdachte en zijn raadsman de kans krijgen om hun standpunt te verwoorden, vooral na de pleitnota van de advocaat-generaal. De Hoge Raad concludeert dat de niet-nakoming van dit voorschrift zozeer strijdig is met een behoorlijke procesorde dat dit leidt tot nietigheid van het onderzoek en de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de noodzaak om de rechten van de verdediging te waarborgen, met name het recht om het laatste woord te voeren in hoger beroep.