Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Bewezenverklaring en bewijsvoering
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
19 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1978, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennep, alsook voor diefstal van elektriciteit. De aanvrager stelde dat hij valse bekennende verklaringen had afgelegd om zijn vader te beschermen, die de hennepkwekerij had. Hij voegde een verklaring toe waarin hij terugkwam op zijn eerdere verklaringen, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze verklaring geen aannemelijke reden bood voor zijn eerdere bekennende verklaringen. De Hoge Raad benadrukte dat de aanvrager tijdens de procedure in hoger beroep geen aanleiding had gezien om zijn verklaringen te herzien, en dat de bij de aanvraag gevoegde stukken geen ernstig vermoeden wekten dat de eerdere verklaringen onjuist waren. De aanvraag tot herziening werd dan ook afgewezen, waarbij de Hoge Raad concludeerde dat de aanvrager niet aannemelijk had gemaakt dat zijn eerdere verklaringen onjuist waren. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere veroordeling van de aanvrager tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.