ECLI:NL:HR:2024:1673

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
24/01237
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafzaak betreffende opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2024 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1978, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennep, alsook voor diefstal van elektriciteit. De aanvrager stelde dat hij valse bekennende verklaringen had afgelegd om zijn vader te beschermen, die de hennepkwekerij had. Hij voegde een verklaring toe waarin hij terugkwam op zijn eerdere verklaringen, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze verklaring geen aannemelijke reden bood voor zijn eerdere bekennende verklaringen. De Hoge Raad benadrukte dat de aanvrager tijdens de procedure in hoger beroep geen aanleiding had gezien om zijn verklaringen te herzien, en dat de bij de aanvraag gevoegde stukken geen ernstig vermoeden wekten dat de eerdere verklaringen onjuist waren. De aanvraag tot herziening werd dan ook afgewezen, waarbij de Hoge Raad concludeerde dat de aanvrager niet aannemelijk had gemaakt dat zijn eerdere verklaringen onjuist waren. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere veroordeling van de aanvrager tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/01237 H
Datum19 november 2024
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2022, nummer 21-001468-21, ingediend door P. Koops, advocaat in Groningen,
namens
[aanvrager],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor 1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en 2. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, tot een gevangenisstraf van dertien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Bewezenverklaring en bewijsvoering

3.1
Ten laste van de aanvrager is bewezenverklaard dat:
“1.
hij op 18 juli 2018 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in ruimtes op een perceel gelegen aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van ongeveer 13,7 kilogram hennep en ongeveer 594 en 35 en 11 en 25 hennepplanten en 1074 stekken van hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 juli 2017 tot en met 18 juli 2018 te [plaats] een grote hoeveelheid elektriciteit die toebehoorde aan energiebedrijf Enexis Netbeheer, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.”
3.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige kamer in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, d.d. 11 maart 2021, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte [aanvrager]:
Op 18 juli 2018 is er aan de [a-straat 1] in [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen. Het pand, de schuur en de containers waarin deze hennepkwekerij is aangetroffen zijn van mij. Ik huurde de grond van mijn vader. U houdt mij voor dat de politie 1074 stekken, 35 grote, 11 jonge en 25 kleine hennepplanten heeft aangetroffen in de schuur en nog eens 594 planten in een container. Dat zou kunnen.
Ik ben de kwekerij in juni 2017 begonnen.
Ik wist dat de elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen.
2. Het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, d.d. 9 september 2022, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte [aanvrager]:
De hennepkwekerij was van mij. Ik was de eigenaar en verzorgde de planten.
Ik had ook voor de stroomkabel gezorgd en deed het werk.
De stroomkabel heb ik zelf ingegraven.”
3.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de hennepplantage van hem alleen was en dat alleen hij verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij. Hij was de eigenaar van de containers waarin de kwekerij zich bevond en huurde de grond waarop die stonden. Alleen verdachte had de sleutel en/of toegang tot de hennepkwekerij. Verdachte verklaart dat hij de kwekerij niet in opdracht van een ander heeft aangelegd. Hij onderhield zelf de hennepplanten, oogstte de hennepplanten, knipte de toppen van de planten en bracht het restafval van de oogst alleen weg.
Verdachte verklaart later bij de politie dat een onbekend gebleven jongen hem heeft geholpen in de zin dat hij de stekken van hem kreeg en hij de goederen voor de kwekerij aan hem heeft geleverd dan wel ten aanzien van de financiering van de hennepkwekerij ‘het’ heeft voorgeschoten.
Ter terechtzitting bij de rechtbank verklaart verdachte (voor het eerst) dat de jongen hem ook vaak meehielp bij het knippen.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte zijn verklaring een beetje aangepast, in die zin dat hij verklaart dat hij de stekken voor de hennepkwekerij heeft gekocht van de jongen wiens naam hij niet wil noemen. Daarbij verklaart verdachte voor het eerst in hoger beroep - eveneens in strijd met zijn verklaring bij de politie - dat de onbekende jongen af en toe de verzorging van de hennepplanten deed. Deze onbekende jongen zou ook komen kijken als er iets niet goed was met de kweek.
Het hof acht de verklaring van verdachte omtrent de betrokkenheid van een onbekend gebleven medepleger ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Het hof acht hiervoor redengevend bovenstaande tegenstrijdigheden in verdachtes verklaringen alsmede het ontbreken van elk bewijs voor een dergelijke medepleger in het dossier buiten verdachtes verklaring om. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof wederom de naam van deze onbekend gebleven jongen niet willen noemen en heeft van hem ook overigens geen nadere omschrijving dan wel onderbouwing van diens betrokkenheid kunnen geven. Gelet daarop acht het hof alleen verdachte verantwoordelijk voor de hennepteelt, het voorhanden hebben van de geoogste hennep en de diefstal van elektriciteit door middel van verbreking.”

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat, als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.1
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. Daartoe wordt in de kern aangevoerd dat de aanvrager in de strafzaak valse bekennende verklaringen heeft afgelegd om zijn vader, die de hennepkwekerij had, te beschermen en dat de aanvrager met de bij de aanvraag gevoegde verklaring terugkomt op zijn eerder afgelegde, voor het bewijs gebruikte verklaringen.
4.2.2
Naast de in 4.2.1 genoemde verklaring van de aanvrager, is bij de aanvraag tot herziening gevoegd een ‘Overzicht te declareren verrichtingen’ van de toenmalige raadsman van de aanvrager. Dat overzicht houdt onder meer in:
“01-10-2022 Bespreking met cliënt (...) Bespreking arrest met cliënt en zijn vader. Vader geeft aan dat het verhaal anders in elkaar steekt en dat cliënt op zijn verzoek de schuld op zich heeft genomen. Dacht dat cliënt taakstraf zou krijgen en bij toewijzing ontnemingsvordering zijn eigen geld (gewonnen in lotto) veilig zou zijn. Is enorm geschrokken van de straf die cliënt heeft gekregen en wil nu verantwoording nemen.”
4.3.1
Als een aanvrager op een eerder afgelegde verklaring terugkomt, moet hij bij zijn aanvraag aannemelijk maken dat en waarom hij op die verklaring terugkomt (vgl. HR 4 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG2858).
4.3.2
In de bij de aanvraag overgelegde verklaring geeft de aanvrager als reden voor het terugkomen op zijn eerdere bekennende verklaringen op dat hij op verzoek van zijn vader de schuld voor de hennepkwekerij op zich heeft genomen om de geldprijs die zijn vader en zijn stiefmoeder hadden gewonnen, veilig te stellen en dat zij allen dachten dat de aanvrager er met een taakstraf vanaf zou komen, terwijl hij zich nu geconfronteerd ziet met de tenuitvoerlegging van de door het hof opgelegde gevangenisstraf. Dit vormt naar het oordeel van de Hoge Raad echter geen aannemelijke reden waarom de aanvrager op de bekennende verklaringen is teruggekomen. Daarvoor is van belang dat de aanvrager door de rechtbank tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk – en dus niet tot een taakstraf – is veroordeeld, en dat de aanvrager daarin kennelijk geen aanleiding heeft gezien al tijdens de procedure in hoger beroep op die verklaringen terug te komen, maar in plaats daarvan op de zitting in hoger beroep opnieuw een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.3.3
Ook voor zover in de aanvraag een beroep wordt gedaan op het ‘Overzicht te declareren verrichtingen’, bevat de aanvraag geen gronden die aannemelijk maken dat de eerder door de aanvrager afgelegde verklaringen onjuist zijn. Ter onderbouwing van de stelling dat de aanvrager de door hem bij de politie afgelegde gedetailleerde verklaring heeft gebaseerd op informatie die zijn vader hem had gegeven, is slechts aan de hand van de betreffende urenstaat aangevoerd dat de vader van de aanvrager tegenover de toenmalige raadsman van de aanvrager heeft opgemerkt “dat het verhaal anders in elkaar steekt” en dat de aanvrager op zijn verzoek de schuld op zich heeft genomen. Die opmerking sluit niet uit dat de aanvrager slechts op verzoek van zijn vader heeft verzwegen dat deze wel enige betrokkenheid had bij de (mede) door de aanvrager geëxploiteerde hennepkwekerij.
4.3.4
Gelet op het vorenstaande wordt met het overleggen van de bij de aanvraag gevoegde stukken niet een ernstig vermoeden als bedoeld onder 4.1 gewekt.

5.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C.N. Dalebout en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2024.