ECLI:NL:HR:2024:1670

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
24/01360
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag tegen kennisneming en gebruik van gegevens verstrekt door klaagster in het kader van rechtshulpverzoek van Oekraïense autoriteiten

Op 19 november 2024 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 24/01360. Het beroep in cassatie was ingesteld door de klaagster, die zich richtte tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2024. De klaagster had een beklag ingediend op basis van artikel 552a in samenhang met artikel 5.1.11 van het Wetboek van Strafvordering, met betrekking tot de kennisneming en het gebruik van gegevens die door haar waren verstrekt in het kader van een vordering op basis van artikel 126nd jo. 5.1.8 Sv, naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van Oekraïense autoriteiten.

De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/01360 Br
Datum19 november 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2024, nummer RK 24/003807, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a in samenhang met artikel 5.1.11 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
gevestigd in [vestigingsplaats],
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De raadslieden van de klaagster hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2024.