In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen SRLEV N.V. Het geschil betreft de vraag of er sprake is van een levensverzekering en de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), met name de artikelen 3a en 33 die betrekking hebben op het vastleggen en bewaren van gegevens voor verificatie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De advocaat-generaal B.J. Drijber heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van [eiser] niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, zonder verdere motivering. Tevens is [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt.