Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in verband wordt gebracht met de verkoop van hennep. De betrokkene had een growshop op zijn naam staan en werd al vanaf 2007 in verband gebracht met de handel in hennep. Het hof had geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen waren dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen uit hennepverkoop in de periode van 1 december 2009 tot 1 juni 2010, voorafgaand aan de bewezenverklaarde periode in de strafzaak. De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van het hof ontoereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor zover deze betrekking had op de betalingsverplichting die het bedrag van € 143.156,88 te boven ging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van dit onderdeel. De overige klachten in het cassatiemiddel werden verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de noodzaak van een deugdelijke motivering door de lagere rechters.